
Ik wil minder snel ingrijpen of uit gewoonte 'pas op' roepen
Fijn dat je je kind wilt laten spelen met een beetje meer risico! Hieronder zie je acht vormen van risicovol spelen. Bij elke vorm krijg je een leuke activiteit en handige tips die helpen bij jouw uitdaging. Je kind leert door elke vorm weer iets nieuws én wordt steeds een beetje zekerder. Veel plezier!
1. Spelen op hoogte
Zoek samen naar plekken om te balanceren, binnen en buiten. Denk aan een bank, balk, stoeprand, muurtje of boomstam. Laat je kind vrij om te ontdekken. Tel eens hoe vaak je waarschuwt met “pas op” en vraag je af: is dat echt nodig? Probeer waarschuwingen te vervangen door positieve tips, zoals: “Houd je armen wijd voor meer balans.” Zo leert je kind zelfvertrouwen, inschatten van risico’s en doorzetten – ook als het spannend is. |
Tips
Tips
- Laat je kind alleen klimmen waar hij zelf op kan, dan kan hij er ook zelf weer af.
- Na regen kan een boom of klimrek glad zijn; laat je kind eerst testen of het niet te glibberig is.
2. Spelen met snelheid
Zoek een heuvel met gras waar je kind lekker vanaf kan rollen. Laat het zijn gang gaan en geniet samen van het plezier. Tel eens hoe vaak je waarschuwt met iets als “pas op” en vraag jezelf af: is het echt gevaarlijk, of voelt het vooral spannend om te zien?
|
Tips
Tips
- Laat je kind bij het steppen, skaten of skateboarden beschermers dragen, zoals voor polsen en ellebogen.
- Oefen eerst op een rustige plek.
3. Spelen met risicovolle voorwerpen
Maak samen een spijkerplankje: sla spijkers in een plankje in de vorm van bijvoorbeeld een ster of hart, en wikkel er touw omheen. Kijk hoe je kind timmert en let eens op hoe vaak je waarschuwt met iets als “pas op.”
Vraag jezelf af: is er echt gevaar, of voelt het gewoon spannend om te zien? Probeer de volgende keer de helft minder vaak te waarschuwen. Vind je dat lastig? Geef een positieve tip, zoals: “Houd de spijker goed vast aan de zijkant.” Zo blijft de sfeer ontspannen en leert je kind met vertrouwen nieuwe dingen.
Tips
Tips
- Laat je kind rustig timmeren: beter vaak zacht slaan dan hard.
- Spreek samen af dat het gereedschap netjes blijft liggen.
- Zorg dat spijkers niet uitsteken en laat je kind niet op blote voeten spelen.
4. Spelen op risicovolle plekken
Ga samen het bos in of zoek een plek met veel takken op de grond. Stel voor om een grote stapel te maken voor een kampvuur of een hut. Terwijl je kind takken verzamelt, let eens op hoe vaak je waarschuwt met iets als: “Pas op, die tak kan prikken.” Vraag jezelf af: is dat écht nodig, of kan je kind het zelf inschatten? Probeer de volgende keer minder snel in te grijpen en kijk wat er gebeurt. Komt je kind in de buurt van iets scherps? Geef dan een helpende tip, zoals: “Kijk goed waar je grijpt, dan vermijd je scherpe punten.” Dit helpt je kind om zijn eigen inschatting te maken, terwijl je hem nog steeds ondersteunt. |
Tips
Tips
- Trek je kind geen synthetische kleding bij een vuurtje en doe lange haren in een staart.
- Zet altijd een emmer water of zand klaar als je een vuurtje maakt.
5. Spelen uit zicht
Houd een week bij hoe vaak je “pas op” of “doe voorzichtig” roept terwijl je kind buiten speelt. Veel ouders zeggen dit uit gewoonte, maar voor kinderen verliest het snel zijn kracht. Vraag jezelf af: waarom zeg ik dit? Welke gevaren zie ik? Bespreek die gevaren samen en maak duidelijke afspraken, zoals: “Je blijft binnen het stuk tot aan het witte huis.” Bedenk samen een codewoord om je kind hieraan te herinneren. Probeer minder te waarschuwen en geef in plaats daarvan een positieve tip, zoals: “Kijk goed om je heen als je de stoep op rent.” Zo leert je kind zelfstandig spelen, voelt het jouw vertrouwen én groeit het verantwoordelijkheidsgevoel. |
Tips
Tips
- Geef duidelijke grenzen aan voor het speelgebied, zoals herkenbare punten. Bijvoorbeeld niet verder dan de groene lantaarnpalen, het grote witte huis of tot het einde van de stoep. De aanwijzing ‘niet te ver’ zegt kinderen vaak niet zo veel.
- Bespreek ook wat je kind kan doen in bepaalde situaties, zoals bij een val (van een vriendje) of als een vreemde iets vraagt.
6. Trek- en duwspelen
Pak een touw: jij aan de ene kant, je kind aan de andere – en trekken maar! Samen proberen jullie de ander over de streep te krijgen.Terwijl jullie spelen, let eens op hoe vaak je waarschuwt met iets als: “Pas op!” of “Doe voorzichtig!” Vraag je af: is dat écht nodig, of kan je kind dit zelf inschatten? Probeer de volgende keer de helft minder te waarschuwen. Geef liever een slimme tip, zoals: “Let op hoeveel spanning er op het touw staat, dan weet je beter hoe hard je moet trekken.” |
Tips
Tips
- Heb je wel eens gedacht aan judo voor je kind? Judo is eigenlijk stoeien met regels.
- Let op het verschil tussen stoeien en vechten: bij stoeien wordt gelachen en is het spel gelijkwaardig, bij vechten is er vaak spanning en overheersing.
7. Plaatsvervangend risico
Zoek een plek waar je kind goed kan kijken naar wat andere kinderen doen, bijvoorbeeld op een heuvel waar kinderen vanaf rollen. Laat je kind rustig observeren. Vaak zie je dat het vanzelf zin krijgt om mee te doen. Voel je de neiging om te zeggen: “Dat kun jij nog niet!” of “Pas op, dat is te gevaarlijk”? Probeer dat moment even uit te stellen. Kinderen voelen vaak zelf goed aan wat ze al durven en kunnen. Wil je iets zeggen? Stel dan een nieuwsgierige vraag, zoals: “Zou jij dat ook willen proberen? Wat denk je dat je nodig hebt om dat te kunnen?” |
8. Spelen met impact
Laat je kind met grote, zachte kussens tegen jou – of een ander kussen – aan botsen. Daag elkaar uit: wie duwt de ander het verst weg of laat de ander omvallen? Probeer je “pas op!” even in te slikken. Laat je kind botsen en zelf ontdekken wat er gebeurt. Reageer enthousiast: “Wow, dat was een flinke bots!” in plaats van “Kijk uit!” Grijp alleen in als het écht nodig is. |